Cavia’s
De cavia’s in het Eifelpark leven samen met de konijnen in de Purzelgasse. De cavia is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika en is door de mens in Europa geïntroduceerd. Het Duitse woord voor cavia is “Meerschweinchen”, omdat hij over de zee (“Meer” in het Duits) is meegenomen en omdat hij een geluid maakt als dat van een klein zwijntje.
Uiterlijk
Cavia’s zijn 20 tot 35 centimeter lang en wegen 1 tot 1,4 kilo, vrouwtjes 700 tot 1100 gram. Hun oren en de pootjes zijn kort en van een staart is nauwelijks sprake. Zij hebben 4 vingers en 3 tenen per poot.
Bij de wilde variant is de vacht glad, kort en grijsbruin van kleur. Onder de tamme cavia’s zijn er drie soorten: kort-, borstel- en langharig. Zij worden ook wel rozet- en angoracavia’s genoemd. Behalve deze soorten zijn er nog veel meer variaties.
Leefgebied
De cavia komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. Er leven daar nog steeds cavia’s in het wild. Het beestje werd door de indianen als huisdier gehouden. De soorten die in het wild leven komen voor in gebieden waar het gras het hele jaar door groeit. Je vindt ze van de lager gelegen vlaktes van de pampa’s in Zuid-Amerika tot de steile berghellingen van de Andes, waar je ze zelfs kunt aantreffen op hoogtes van 4200 meter! Ze wonen in groepen van 5 tot 10 dieren in holletjes. Deze graven ze zelf of nemen die van andere dieren over.
Voeding
De belangrijkste basisvoeding is hooi. Daar kunnen cavia’s geen genoeg van krijgen. Om hun knaagtanden, die hun leven lang blijven groeien, af te slijten, moeten cavia’s veel blijven knabbelen, bijvoorbeeld op twijgen van onbespoten bomen en struiken. Twijgen van onbespoten bomen en struiken zijn hiervoor geschikt.